![]()
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
|||||||||||||
![]() |
OmgevingsanalyseDe omgevingsanalyse is gericht op 'het onderzoeken van de mogelijkheden voor versterking van de maatschappelijke positie van gehandicapten door het gebruik van internet'. Het onderzoek is uitgevoerd door Leo Birza en Sanna Jordens van Politiek Online. Zelf ben ik ook betrokken geweest bij de totstandkoming van de omgevingsanalyse, en wel als het ging om technisch advies. Hieronder mijn samenvatting van de resultaten van het onderzoek. TerreinafbakeningEen eerste vraag die beantwoord moet worden alvorens een omgevingsanalyse uit te voeren betreft de omvang van de doelgroep. Wie wordt bedoeld als er gesproken wordt over een gehandicapte internetgebruiker? Wiens omgeving wordt geanalyseerd? De verschillen tussen gehandicapten zijn enorm. De groep gehandicapten zal onderverdeeld moeten worden in relevante subgroepen. International Classification of Functioning and Disability (ICIDH) De ICIDH heeft niet alleen betrekking op gehandicapten, maar op iedereen, ongeacht of iemand een tijdelijke dan wel permanente stoornis, beperking of participatieprobleem heeft. De lange lijst van het ICIDH is terug te brengen tot vier categorieën:
Gebruik van internetUit een onderzoek van Multiscope blijkt dat in Nederland 56 procent een mobiele telefoon heeft, ongeveer 63 procent van de huishoudens heeft een PC en 39 procent een internetaansluiting. Ouderdom en/of een laag inkomen zijn de belangrijkste redenen om geen PC te kopen. Bijna 38 procent van de huishoudens met een PC gebruikt de machine enkel off-line. Van deze groep van 1,6 miljoen huishoudens zal binnen een jaar 6 procent een aansluiting nemen, bijna 100.000 aansluitingen in totaal. Bovendien zal de helft van de huishoudens dat een PC aanschaft direct online gaan: nog eens 270.000 abonnementen. Dit alles leidt tot bijna 50 procent online bereik halverwege 2001. Gebruik Het gebruik van internet is voor een belangrijk gedeelte het versturen van berichten (38%). Circa 24% wordt gebruikt om iets op te zoeken. De overige 38% wordt gebruikt om voor content, kopen, etc Internet is voor bedrijven en organisaties daarbij veelal onderdeel van de communicatiemix. Dit laat zich dan ook zien door een steeds toenemend zichtbaar zijn van verwijzingen. Kijk maar bij het einde van het NOS journaal: www.nos.nl en www.omroep.nl. Of bij het binnenrijden van Leidschendam: www.leidschendam.nl. Interessegebieden De Top 10 lijst van interessegebieden van gebruikers bij Yahoo (één van de grootste zoekmachines in de wereld) en wereld American Online - AOL - (één van de grootste internetproviders in de wereld) is:
Vraag bij al deze ontwikkeling is wel wat dit voor implicatie voor de gehandicapte gebruikers heeft. Aan de ene kant maken de technologische ontwikkelingen veel mogelijk; zowel in aangepaste apparatuur (doventelefoon, spraaksynthesizer, etc.). Aan de ander kant kunnen nieuwe technologieën bepaalde doelgroepen weer op achterstand brengen. Een voorbeeld is de mobiele telefoon: het scherm wordt daarbij steeds belangrijker. Dit wordt dus een probleem voor personen met een visuele handicap. TechnologieEr zijn heel veel producten beschikbaar die het internet 'toegankelijk' maken voor gehandicapten. Wat opvalt is dat een 'basispakket' voldoende is om de meeste mensen met een handicap het net op te krijgen. Bijzondere producten zijn slechts nodig voor bijzondere aanpassingen. Wel een probleem is dat vele sites vervolgens moeilijk 'leesbaar' zijn voor internetgebruikers die hulpmiddelen gebruiken. Toegankelijkheid heeft minder te maken met toetsenbord en muis en veel meer te maken met de technische opbouw van een site. De discussie over toegankelijkheid en bruikbaarheid van het internet voor mensen met een handicap is een paar jaar geleden in de Verenigde Staten gestart en krijgt nu in Nederland ook enige aandacht. Dat is logisch, want pas de laatste vijf jaren is het gebruik van internet explosief aan het groeien. Accessible design We staan aan de vooravond van een technische herstructurering van vele internetsites. Het komt in grote lijnen hier op neer: low technology apparaten (bijvoorbeeld mobiel) moeten kunnen communiceren met high technology apparaten (bijvoorbeeld computers die websites hosten). 'Accessible web design' maakt het mogelijk dat 'low technology' communiceert met 'high technology' zodat mensen die een langzame modem gebruiken, of slechts een smalle bandbreedte ter beschikking hebben, of via een mobiele telefoon het internet gebruiken, ook allemaal toegang blijven houden tot de informatie op de site. Vanuit de techniek gezien is dit dus een zeer goed moment om veel aandacht te vragen voor 'accessible design'. BeleidIn het hoofdstuk Toegankelijkheid (met subrubrieken Toegankelijkheid in Nederland, Toegankelijkheid in de rest van de wereld en De rol van het W3C) heb ik reeds aandacht besteed aan het beleid inzake toegankelijkheid. Ik kom hier nog even kort op terug. Zweden en de Verenigde Staten vertegenwoordigen twee uitersten in beleid. In de Verenigde Staten hanteert men het vechtmodel, waarbij de overheid duidelijke regels stelt, maar de markt zelf laat bepalen hoe die regels worden ingevuld. In de Scandinavische landen hanteert men het consensusmodel, waarbij de overheid tot op detail nauw samenwerkt met alle betrokkenen. Amerikaanse model Het voordeel van het Amerikaanse model is dat de wet- en regelgeving niets aan duidelijkheid te wensen overlaat. Het belangrijkste is wel dat Section 508 specifieke richtlijnen geeft waaraan overheidswebsites moeten voldoen. Er wordt een minimum aangegeven op basis waarvan overheden zich kunnen wapenen tegen claims, maar men dient in feite te streven naar de toepassing van de W3C richtlijnen. Zweedse model Het voordeel van het Zweedse model is dat men niet alleen kijkt naar de toegankelijkheid van internetsites, maar het internetgebruik van mensen met een handicap in een veel breder perspectief plaatst. Door de sterke bemoeienis van de overheid is het mogelijk om ook belangrijke randvoorwaarden, zoals het onderwijzen van mensen met een handicap en het trainen van begeleiders, goed te regelen. Nog een groot voordeel van de Zweedse aanpak is dat het beleid breed gedragen wordt door de gehandicapten zelf. Er zijn op regionaal niveau 1200 belangenorganisaties met 350.000 leden en op nationaal niveau nog eens 30 organisaties. Deze partijen hebben grote invloed op het Zweedse beleid. Nederland Nederland is nog in een voorbereidende fase. Nederland zal een tussenweg moeten kiezen, passend in de eigen samenleving. Belangenorganisaties in Nederland zijn voorzichtig begonnen om aandacht te vragen voor het onderwerp gehandicapten en internet en dan vooral voor het aspect toegankelijkheid, maar ze hebben niet de kracht om het tot een goed einde te brengen. Amerikaanse belangenorganisaties hebben de steun van een overheid die duidelijke kaders stelt. Zweedse belangenorganisaties hebben de steun van een overheid die als samenwerkingspartner functioneert. Nederlandse belangenorganisaties moeten het vooralsnog zonder overtuigende steun van de eigen overheid rooien. RichtlijnenDe Amerikaanse overheid heeft in 1998 alle overheidsorganisaties in eigen land verplicht de eigen websites aan de W3C richtlijnen te laten voldoen. Daarmee heeft W3C een enorme invloed gekregen en wereldwijd de standaard bepaald. Begin november 2000 zijn de Engelstalige richtlijnen ook volledig vertaald in het Nederlands beschikbaar gesteld. Er zijn nog wel twee aandachtspunten te noemen inzake de W3C richtlijnen. De richtlijnen geven vooral aan wat niet gebruikt mag worden. De toepassing van de richtlijnen kan bevorderd worden door ook aan te geven dat er alternatieven zijn voor technieken die niet passen binnen de W3C richtlijnen. Verder valt het op dat W3C zelf al een prioriteit geeft aan de verschillende richtlijnen. W3C hanteert 'must', 'should' en 'may'. De Webtoegankelijkheidsrichtlijnen zijn recent door het Nederlandse W3C office in samenwerking met Accessibility.nl vertaald in het Nederlands en te vinden bij het Nederlandse kantoor van het w3c: www.w3c.nl/vertalingen/WCAG/. De richtlijnen zijn er dus, maar bijna niemand in Nederland weet van het bestaan. Met name websitebouwers in Nederland blijven volgens het Dutch office van W3C in gebreke. En zij zullen de richtlijnen uiteindelijk moeten toepassen. Dit is een belangrijk aandachtspunt. BelangenorganisatiesEen aantal belangenorganisaties in Nederland is actief betrokken bij de ontwikkeling van richtlijnen, methoden en technieken voor gehandicapten op het internet. Bartiméus verdient bijzondere vermelding. Zij geven een cursus voor webbouwers en zij verspreiden actief de tien geboden van W3C. Veel minder aandacht is geschonken aan de begeleiding van gehandicapten om te leren omgaan met de beschikbare hardware en software. Zij hebben het boekje Site Seeing uitgebracht met uitgebreide informatie over het bouwen van een toegankelijke website. Er zijn wereldwijd maar twee boeken die specifiek ingaan op webtoegankelijkheid voor gehandicapten: 1. Web Accessibility for People With Disabilities, Mike Paciello, WebAble Inc 2. Site Seeing, Eric Velleman en Henk Snetselaar, direct te bestellen via www.accessibility.nl/informatie/. De Gehandicaptenraad heeft het plan 'Gelijke toegang tot internet' geschreven, waar ook het zendingswerk aan bod komt. De FSB/NVBS heeft het zogenaamde tobsict-project in de steigers staan, een soort ICT-plan voor blinden en slechtzienden. En VWS komt nu met een eigen ICT-plan. Het ziet er naar uit dat de gehandicaptensector de aandacht verschuift van de regels, richtlijnen en techniek naar de actieve promotie 1. AanbevelingenOp basis van de omgevingsanalyse en de daaruit voortvloeiende conclusies werden enkele aanbevelingen op hoofdlijnen gedaan voor de betrokken beleidsmakers bij het Ministerie van VWS. Hier wordt volstaan met het identificeren en omschrijven van drie terreinen waar VWS een rol van betekenis zou kunnen spelen. Toegankelijkheid Toegankelijkheid van internet in technische zin is vooral een kwestie die speelt voor gebruikers die het aanbod op het internet niet kunnen lezen of horen of de pc die toegang verschaft tot het internet niet kunnen bedienen. Met betrekking tot de middelen (tools/richtlijnen) inzake toegankelijkheid wordt aanbevolen aan te sluiten bij de internationale ontwikkeling waarbij de W3C richtlijnen als de facto standaard gezien worden. VWS zou samen met BZK er op toe kunnen zien dat de overheid de W3C richtlijnen toepast en blijft toepassen. Belangrijke randvoorwaarde is daarbij wel dat deze standaard zich zal blijven ontwikkelen en aanpassen met de komst van nieuwe technologieën. Bruikbaarheid De richtlijnen en overige middelen inzake de bruikbaarheid van een site zijn veel minder ver ontwikkeld dan inzake toegankelijkheid. Vooral de internetgebruikers die moeite hebben het huidige aanbod op het internet te begrijpen, zullen baat hebben bij een verdere ontwikkeling van richtlijnen inzake bruikbaarheid. De overheid, VWS in het bijzonder, kan hierbij een stimuleringsrol spelen door aan te sluiten bij internationale initiatieven op dit gebied (onderzoeksactiviteiten, etc.). Waar het toegankelijkheid betreft volstaat het voor de overheid om te volgen en bestaande middelen goed toe te passen. Waar het bruikbaarheid betreft zou de overheid kunnen stimuleren dat nieuwe inzichten (van bijvoorbeeld Nielsen: www.useit.com) verder worden ontwikkeld en vertaald naar de praktijk. Acceptatie en continuïteit De huidige situatie in Nederland is:
Elementen van deze faciliterende rol kunnen zijn:
|
volgende pagina:
Behoefte inventarisatie ![]() Voor een overzicht: ga naar de Sitemap ![]() Verklarende Woordenlijst ![]()
voetnoten:
![]() Fig.1: document International Classification of Functioning, Disability and Health |
|||||||||||||
![]() naar boven |
Volgende pagina: Behoefte inventarisatie ![]() |